ICSI staat voor Intra Cytoplasmatische Sperma Injectie. Bij een slechte spermakwaliteit kan deze techniek een oplossing zijn.

Als alle andere factoren normaal zijn, biedt ICSI een bijna ‘normale’ bevruchtingskans. Ongeveer de helft van de eicellen die door middel van stimulatie met hormonen en punctie (opzuigen via een naald) zijn verkregen, wordt bevrucht.

ICSI is namelijk een techniek waarbij met behulp van een dun glazen staafje, één zaadcel rechtstreeks in de eicel wordt geïnjecteerd. Het injecteren van de zaadcel gebeurt met een speciale microscoop. De ene micro-arm houdt de eicel vast, de andere injecteert de zaadcel. De rest van deze procedure is identiek aan die van IVF.

De bevruchte eicellen worden na de ICSI-procedure in een stoof geplaatst. Elke dag worden de bevruchte eicellen kwalitatief beoordeeld onder de microscoop. Omdat niet alle bevruchte eicellen evengoed doordelen, vindt er in de dagen na de punctie en voor de terugplaatsing, een natuurlijke selectie plaats. Zijn er op de dag van de terugplaatsing embryo’s van goede kwaliteit? Dán kan een terugplaatsing in de baarmoeder plaatsvinden. De rest van de bruikbare embryo’s worden ingevroren.

Wanneer kom je in aanmerking voor ICSI?

  1. Bij een klein aantal ‘normale’ zaadcellen.
  2. Bij problemen met hechting van zaadcellen aan en penetratie van de eicel.
  3. Bij dusdanige productie van afweerstoffen tegen zaadcellen (immunologische eiwitten die sperma aanvallen en vernietigen) dat bevruchting onmogelijk is.
  4. Bij een eerdere mislukking van bevruchting via IVF.

Bekijk de animatie over IVF en ICSI